Inleiding

In 1996 is het archief van de familie de Flines uit particulier beheer van Gilbert de Flines in Wassenaar overgebracht naar het Gemeentearchief van Amsterdam en vervolgens in 2004-2005 opnieuw geïnventariseerd en beschreven door D.C. (Daan) de Clercq. Het archief beslaat thans effectief de periode 1612 tot 1996.

Toen de diverse delen van dit archief waren samengevoegd, besloeg de totale omvang circa 15 meter, meestens in staande dozen. Bij de inventarisatie bleek dat het archief van een vrij groot aantal stukken duplicaten en/of fotokopieën bevatte. Van de duplicaten zijn vele aan de familie teruggegeven, evenals diverse kleinere voorwerpen die wel tot het familiearchief werden gerekend, maar daar nu buiten zijn gehouden.
Na bewerking en in de nieuwe bewaring met meest liggende dozen, voor betere materiële verzorging, beslaat het archief thans ongeveer 14,5 meter.

Het archief is geheel via internet toegankelijk onder toegangsnummer 1303.

Het basisschema van het archief is als volgt:
1. Algemeen
2. Familie de Flines
3. Aanverwante families
4. Blikman & Sartorius N.V.
5. Documentatie
6. Stukken waarvan het verband met het archief niet is gebleken.

Sinds de jaren vijftig van de twintigste eeuw hanteert de familie de Flines een eigen systeem van genealogische codering. Die codering is in deze inventaris en daarom ook in de inleiding overgenomen. Elke generatie wordt hierin aangeduid met een opeenvolgende letter: E t/m U; daarbinnen heeft ieder afzonderlijk familielid een eigen subnummer, bijvoorbeeld R1 t/m R18. Partners hebben de code van hun echtgeno(o)t(e), aangevuld met een kleine letter a, wanneer het een eerste huwelijk betrof; in geval van een tweede huwelijk een b, enz. De tweede vrouw van bijvoorbeeld R8 was dus R8b.

 

Geschiedenis

De familie de Flines heeft haar bakermat in het Noordfranse dorpje Wattrelos, nabij Roubaix, tegen de huidige Belgische grens. De stamvader Martin de Flines [E1] wordt er in 1518 vermeld als pachter, diens zoon Philippe [F1] een kwart eeuw later als leenman en schepen. Philippe¿s zoon Guillebert de Flines (overl. 1610/1611) [G3] verliet onder invloed van de Reformatie de katholieke kerk en sloot zich aan bij de wederdopers. Toen na de beeldenstorm in 1566 de dissenters streng werden vervolgd, zag hij zich genoodzaakt zijn geboortegrond te verlaten. Hij vestigde zich in Antwerpen, vond er zijn echtgenote en hier werden ook hun eerste kinderen geboren. Zoals veel geloofsvluchtelingen vond Guillebert echter zijn eindbestemming in de Noordelijke Nederlanden. In 1584 vestigde hij zich in Amsterdam, waar hij van de stad de weverij van de voormalige Marriënkapel aan het Rokin huurde, om er als een van de eersten in Amsterdam een zijdelakenweverij te beginnen.
Ook volgende generaties waren, aanvankelijk vanuit de Warmoesstraat, actief in de zijdelakenfabricage, een in de zeventiende eeuw bloeiende industrie. Deze bracht de familie welstand en aanzien, waardoor zij zich kon rekenen tot de economische bovenlaag van de stad en meer speciaal van de (Waterlandse) doopsgezinde gemeenschap waartoe zij behoorde. Diverse familieleden konden zich dan ook een overvloedige levensstijl veroorloven, getuige de kapitale grachtenpanden die sommige van hen bewoonden, de wijze waarop zij deze lieten verfraaien en de portretten waarop zij zichzelf lieten vereeuwigen. Bovendien gaven zij blijk van culturele belangstelling. Hiervoor kan worden gewezen op het huwelijksdicht voor de bruiloft van Gilbert de Flines (1589-1648) [H4] en Anne van Grootewal in 1605, dat werd geschreven door Gerbrand Adriaensz Bredero, de vriendschap van de familie met de – overigens ook verwante – dichter Joost van den Vondel en de imposante kunstcollecties die enkele De Flinessen aanlegden. Bekend is die van Philips de Flines (1640-1700) [K3], met schilderijen van grote Hollandse en Italiaanse meesters, waaronder Rembrandt, Lairesse, Titiaan en Veronese, alsook antieke marmeren borstbeelden en sculpturen. Philips had overige liefhebberijen; zo was hij een vooraanstaand lid van het invloedrijke toneelkundig genootschap Nil Volentibus Arduum. Zijn uitgelezen bibliotheek telde tal van titels op het gebied van de kunsten, antiquiteiten en wetenschappen, waaronder plantenkunde. Overigens bloeide bij hem op zijn buitenplaats Spaar-en-Hout bij Haarlem als eerste in Nederland de agave. Deze botanische belangstelling deelde Philips met zijn aangetrouwde nicht Agnes Block [I12b], de tweede echtgenote van Sijbrand de Flines (1623-1697) [I12], die op haar buiten Vijverhof aan de Vecht de eerste ananas kweekte. Kunstenaars liet zij tekeningen maken van de door haar gekweekte gewassen. Ook nu geniet deze `Flora Batava¿ nog bekendheid om haar bijdrage aan de botanie en tuinsierkunst.

Naast de zijdelakenfabricage breidde de familie de Flines haar economische activiteiten uit naar goederenhandel, partenrederij en assurantie. Dit evenwel met wisselend succes. De oudste tak (nakomelingen van Philips de Flines, H1), welke in 1771 uitstierf, was onverminderd voortvarend. Gilbert de Flines (1690-1739) [L2] vestigde zich te Londen en was er een welgestelde koopman. Van de jongste takken raakten de neven Cornelis de Flines (1654-1703) [K24] en Jacob de Flines (1657-1714) [K30] echter in financiële problemen; hun failliete boedels kwamen voor de Desolate Boedelkamer.